U bent op de KWS-website voor Nederland. Er bestaat een alternatieve webpagina in uw land voor deze pagina: Wilt u nu veranderen?
Verander nu
  • Grondbewerking.jpg

De juiste grond en grondbewerking voorafgaand aan de teelt van maïs

Voor de landbouw is de grond de belangrijkste productiefactor. Een goed onderhoud ervan staat gelijk met rendement.

Als warmteminnende cultuurplant stelt maïs bijzondere eisen aan de grond. De eis van een snelle opwarming in de lente is daarbij bijzonder groot. Hoge bodemtemperaturen maken een snelle kieming, een hoge veldopkomst en een snelle jeugdgroei (die voor een goede onkruidonderdrukking zorgt) mogelijk. Al deze effecten weerspiegelen zich uiteindelijk in de opbrengst en kwaliteit.

Voor- en nadelen van de verschillende grondsoorten

Grondsoort Voordelen Nadelen
licht opwarming, bewerkbaarheid watergebrek, uitspoeling van voedingsstoffen
middelmatig water, voedingsstoffen, bewerkbaarheid  
zwaar water, voedingsstoffen langzame opwarming, korstvorming, verdichting
veengrond water langzame opwarming, late vorst in het voorjaar, lage pH-waarde
met grondwater verzadigde, compacte bodem   langzame opwarming, langzame mineralisatie, ongunstige structuur

Bron: KWS

Om een snelle opwarming van de grond in de lente te verkrijgen, moet de grond los, kruimelig en zonder verdichtingen zijn. Als regel geldt: vast wortelbed, kruimelig zaaibed.

Verdichte, met grondwater verzadigde, bodems zijn voor de maïsteelt minder geschikt. Ze verhinderen een snelle opwarming in de lente, en kunnen de noodzakelijke intensieve doorworteling en toevoer van voedingsstoffen niet garanderen,

Verdichte gronden neigen tot dichtslemping, kennen een langzame doorsijpeling van het neerslagwater en worden erosiegevoelig. Maar de onzichtbare gevolgen van grondverdichting zijn veel ernstiger. Verdichting leidt tot zuurstoftekort in het bodemsysteem, reduceert de biologische activiteit van de micro-organismen en verstoort de mineralisatie gevoelig. De wortelgroei van de planten is door de grote dichtheid slechts beperkt mogelijk, evenals de opname van voedingsstoffen en water. De vernieling van de grove poriën leidt tot een erg langzame opwarming van de grond. De planten gedijen slecht en verkleuren bij gebrek aan voedingsstoffen. Dit mondt uiteindelijk uit in een vertraagde ontwikkeling van het gewas en in een duidelijk lagere opbrengst.

Op middenzware en zware gronden zijn vooral ter hoogte van de ploegzool verdichtingen vast te stellen. Dit probleem kan worden opgelost door de verdichte horizont te doorbreken met een diepwoeler. Op langere termijn draagt een verhoging van het humusgehalte ook bij tot een betere bodemstructuur. Dat kan o.a. door het telen van vanggewassen of het gebruik van organische mest.

Ploegen

Ploegen heeft een ongunstige invloed op de aantallen en de samenstelling van de organismen die in het bodemsysteem leven, het leidt tot een verhoogd erosiegevaar en is relatief duur. Anderzijds heeft ploegen ook talrijke voordelen. Daartoe kan de zorgvuldige inwerking van de oogstrestanten worden gerekend. Dat helpt om een keurig zaaibed voor te bereiden, maar helpt ook om de bron van potentiële ziekten voor het volggewas sterk terug te schroeven. Verder verstoort ploegen ook het natuurlijke biotoop van ongedierte. Om gebruik te maken van het verkruimelende effect van vorst in de grond is het aanbevolen om op zware kleiachtige gronden al in de herfst te ploegen.

Het ploegen op wintervoor maakt bovendien een mooi bezakt egaal zaaibed en een snelle afbraak van de oogstrestanten mogelijk. Zware, kleiachtige gronden zijn erg geschikt voor een wintervoor, omdat het risico van dichtslempen kleiner is en de door vorst verkruimelde grond de zaaibedbereiding vergemakkelijkt. In het geval van een droge lente zijn in de herfst geploegde percelen vroeger en gemakkelijker bewerkbaar. De capillaire opstijging van het grondwater en dus de watervoorziening van het zaad en van de kiemplantjes is beduidend beter. Bij gronden die sterk tot dichtslempen en verdichting neigen, verdient ploegen in de lente aanbeveling. Het gebruik van de ploeg mag uitsluitend gebeuren op niet te koude percelen die voldoende opgedroogd zijn en over voldoende draagvermogen beschikken. Een goede vochthuishouding wordt gewaarborgd door na het ploegen de zaaibedbereiding met verkruimel- en aandrukrollen uit te voeren.

Maïsteelt met vanggewassen

Bij een groter erosierisico hebben verschillende zaaimethoden in combinatie met de teelt van een vanggewas hun deugdelijkheid bewezen. De bovengrondse, afgevroren of doodgespoten plantendelen vormen een goede bescherming tegen erosie.

Als de voorwaarden voor mineralisatie van de organische stof gunstig zijn, en als herfst- en winterneerslag tot toenemende drainage leiden, bestaat vooral op lichtere en goed drainerende gronden het risico van nitraatuitspoeling. Door de teelt van vanggewassen kan een groot deel van deze stikstof biologisch gebonden worden. Volggewassen kunnen dan van deze voorraad voedingsstoffen profiteren. Een heel succesvol vanggewas wat tevens als eiwitrijk ruwvoer in het voorjaar geoogst kan worden is Snelle Lente Rogge.

De methode van zaai na een oppervlakkige grondbewerking (met een cultivator of schijveneg en verkruimelrol) zonder ploegen of spitten heeft zich de laatste jaren regionaal doorgezet. Proefondervindelijk onderzoek toont aan dat de maisopbrengsten bij deze methode van dezelfde orde zijn als deze van conventioneel bewerkte gronden. Bij deze grondbewerking zijn de restanten van de grondbedekker in de regel zeer goed klein gemaakt en in de bovenlaag ingewerkt. De gangbare zaaikouters kunnen zonder probleem worden gebruikt. Zijn grotere hoeveelheden grondbedekker voorhanden, dan dient een beroep te worden gedaan op schijvenkouters. Het zaaien in een grond zonder grondbewerking vereist het gebruik van een zaaimachine met schijvenkouters en een instelbare kouterbelasting.

Mislukkingen zijn meestal te wijten aan een onvoldoende voorbereiding bij de inzaai in een groenbemester. Hierbij dienen de volgende fouten vermeden te worden:

  • ongelijkmatige verdeling van het gehakselde stro van de voorteelt
  • te weelderige of te zwakke vanggewasbestanden
  • oneffen akker; vanggewas in ruwe bouwvoor gezaaid
  • geen gebruik van totaalherbicide bij sterke onkruidgroei
  • grond en grondbedekker te vochtig bij de uitzaai
  • te fijne of te diepe zaaibedbereiding
  • geen toepassing van rijenbemesting
  • te hoge rijsnelheid bij de uitzaai
  • ongeschikte zaaimachine (kouterdruk, kluitenruimers)
  • onvoldoende rekening gehouden met de locale bodemgesteldheid:
    - op lichte gronden dikwijls zeer sterke verdichting, dan is dieper loswoelen meestal aangewezen
    - op middenzware gronden is inzaai in groenbemester met zaaibedbereiding meestal gunstiger
    - op kleibodems is inzaai in een groenbemester zonder zaaibedbereiding dikwijls aangewezen.

Zaai van ondervrucht

Maïs leent zich omwille van zijn relatief langzame jeugdgroei en de relatief grotere rijenafstand voor een combinatiezaai met ondervruchten. De uitzaai van een ondervrucht kan onder bepaalde condities oplossing bieden voor probleemsituaties. Een ondervrucht biedt o.a. bescherming tegen erosie, verhoogt het draagvermogen van de grond voor de oogstmachines, verwerkt overtollige stikstof en draagt zo bij tot een afname van de hoeveelheid reststikstof. De ondervrucht mag wel de ontwikkeling van de maïs niet hinderen. Grassen als Rietzwenkgras of Italiaans raaigras zijn in bijzonder geschikt wegens hun goede doorworteling van de bodem en goede binding van stikstof. Het uitzaaien van de ondervrucht vindt vooral plaats kort voordat het gewas zicht sluit.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw regionale KWS adviseur.