Zeer vroege maïsrassen zorgen voor (oogst)zekerheid
Slechte zaaicondities door aanhoudende natte en koude omstandigheden, het gras dat nog niet van het land is en de verplichting vanuit de mestwetgeving om vóór 1 oktober een rustgewas te zaaien; het zijn allemaal factoren die van invloed zijn op het zaai- en/of oogsttijdstip van maïs. In situaties als deze, waarbij het groeiseizoen kort is, bieden ultravroege tot zeer vroege maïsrassen uitkomst.
Kies voor een maïsras met een FAO van maximaal 210
Een verplichting die voortkomt uit het huidige mestbeleid is de zaai van een vanggewas vóór 1 oktober. Om de maïs in september tijdig én rijp te kunnen oogsten is het belangrijk om te kiezen voor maïsrassen met een lage FAO. Doordat deze rassen minder groeidagen nodig hebben, komen zij in kortere tijd tot een goede afrijping, waardoor op verschillende grondsoorten al in september een massaal en rijp gewas geoogst kan worden. Maïsrassen met een FAO tot 210, zoals KWS Nevo (FAO 180) en Papageno (FAO 200), zijn hierin een veilige keuze. Rassen met een FAO van 220 zijn ook geschikt, maar wel een risicovollere keuze. In het geval van een goed seizoen zullen ook deze rassen perfect rijp voor 1 oktober geoogst kunnen worden. Wanneer het seizoen echter minder voorspoedig verloopt, doordat u bijvoorbeeld door omstandigheden pas laat heeft kunnen zaaien of de weersomstandigheden in het seizoen niet optimaal zijn, dan bestaat de kans dat de maïs in september niet volledig rijp geoogst moet worden wat nadelig zal zijn voor de opbrengst.
Drogestofopbrengst en voederwaarde
Waar de algemene stelregel voor elk gewas is ‘hoe meer groeidagen, des te hoger het opbrengstpotentieel’, zijn ultravroege tot zeer vroege maïsrassen speciaal ontwikkeld met het oog op een snelle rijping met daarbij minimaal tot geen verlies van drogestof- en zetmeelopbrengst. De beste maïsrassen in het zeer vroege segment presteren uitermate goed. Zo kent het EnergyBoost ras KWS Nevo (FAO 180) een hoge voederwaardeopbrengst (korrelopbrengst) van 106*, heeft het ras Papageno een zetmeelgehalte van 104** en kenmerkt het SiloBoost ras KWS Curacao zich door haar hoge drogestofopbrengst van 102**. Hiermee zien we in de praktijk dat bij een minder gunstig seizoen, een nat najaar of simpelweg een kort groeiseizoen een ultravroeg tot zeer vroeg ras vaak een hogere voederwaardeopbrengst oplevert dan een middenvroeg of laat ras. Maïs die namelijk vroegtijdig geoogst moet worden en nog niet volledig rijp is – wat dus in eerdergenoemde situaties het geval zal zijn bij de middenvroege tot late rassen – heeft nog niet de gewenste zetmeelopbrengst bereikt wat een negatieve invloed heeft op de totale voederwaarde. Ultravroege tot zeer vroege maïsrassen bieden in dit geval dus meer (oogst)zekerheid!
*CSAR Aanbevelende Rassenlijst 2024 – korrelmaïs en CCM
** CSAR Aanbevelende Rassenlijst 2024 – Snijmaïs – Zeer vroege en vroege rassen